Skip to main content
← Back to O Definitions

Ongelijkheid

Wat is Ongelijkheid?

Ongelijkheid verwijst in de economie naar de ongelijke verdeling van rijkdom, inkomen, kansen of andere middelen binnen een bevolking. Deze ongelijkheid kan zich manifesteren in diverse aspecten van het maatschappelijk leven, van de toegang tot onderwijs en gezondheidszorg tot de verdeling van vermogensgroei en inkomen. Het concept is fundamenteel voor het begrijpen van sociale en economische structuren en heeft belangrijke implicaties voor stabiliteit, cohesie en economische vooruitgang.

Geschiedenis en Oorsprong

De studie van ongelijkheid is zo oud als de economische gedachte zelf. Reeds in de oudheid en de middeleeuwen werden filosofische discussies gevoerd over rechtvaardige verdeling. In de moderne economie kreeg de analyse van ongelijkheid een meer kwantitatieve vorm, vooral met de opkomst van statistische methoden in de 19e en 20e eeuw. Een belangrijke ontwikkeling was de introductie van de Gini-coëfficiënt door de Italiaanse statisticus Corrado Gini in 1912, die een gestandaardiseerde manier bood om de mate van inkomensongelijkheid te meten.

Recentelijk heeft de discussie over ongelijkheid wereldwijd een vlucht genomen, mede door het werk van economen zoals Thomas Piketty. Zijn invloedrijke boek uit 2014, "Kapitaal in de Eenentwintigste Eeuw", onderzocht historische trends in vermogen en inkomen en betoogde dat de rendement op kapitaal de economische groei vaak overtreft, wat leidt tot een toenemende concentratie van rijkdom.

10## Belangrijkste Punten

  • Ongelijkheid meet de spreiding in de verdeling van economische middelen, zoals inkomen en vermogensverdeling, binnen een samenleving.
  • De Gini-coëfficiënt is een veelgebruikte statistische maatstaf om ongelijkheid te kwantificeren, waarbij 0 perfecte gelijkheid en 1 perfecte ongelijkheid aangeeft.
  • Factoren zoals technologische vooruitgang, mondialisering, en fiscaal beleid kunnen bijdragen aan trends in ongelijkheid.
  • Hoge niveaus van ongelijkheid kunnen negatieve gevolgen hebben voor sociale cohesie, politieke stabiliteit en duurzame economische groei.
  • 9 Beleidsinterventies zoals progressieve belasting en investeringen in onderwijs kunnen worden ingezet om ongelijkheid te verminderen.

Formule en Berekening

De meest gangbare methode om ongelijkheid te meten is de Gini-coëfficiënt, afgeleid van de Lorenzcurve. De Lorenzcurve plot de cumulatieve percentage van het totale inkomen (of rijkdom) versus de cumulatieve percentage van de bevolking (gerangschikt van armste tot rijkste).

De Gini-coëfficiënt wordt berekend als de verhouding van het gebied tussen de lijn van perfecte gelijkheid (een diagonaal) en de Lorenzcurve (gebied A), tot het totale gebied onder de lijn van perfecte gelijkheid (gebied A + gebied B).

De formule is:

G=AA+BG = \frac{A}{A + B}

Waarbij:

  • ( G ) = Gini-coëfficiënt
  • ( A ) = Gebied tussen de lijn van perfecte gelijkheid en de Lorenzcurve.
  • ( B ) = Gebied onder de Lorenzcurve.

Een Gini-coëfficiënt van 0 duidt op perfecte gelijkheid (iedereen heeft hetzelfde inkomen of vermogen), terwijl een coëfficiënt van 1 (of 100%) perfecte ongelijkheid betekent (één persoon heeft al het inkomen of vermogen). De meeste landen hebben een Gini-coëfficiënt tussen 0,25 en 0,60.

Het Interpret8eren van Ongelijkheid

Het interpreteren van ongelijkheid vereist meer dan alleen het kijken naar een getal zoals de Gini-coëfficiënt. Het is essentieel om te begrijpen wat de cijfers betekenen in de context van een specifieke economie en samenleving. Een lage Gini-coëfficiënt suggereert een relatief gelijke verdeling van inkomen of vermogen, terwijl een hoge coëfficiënt een grotere spreiding aangeeft.

Bij het evalueren van 7ongelijkheid is het belangrijk om te overwegen welke factoren eraan bijdragen, zoals verschillen in arbeidsmarkt kansen, toegang tot kapitaal, of de impact van inflatie op verschillende inkomensgroepen. De Gini-coëfficiënt meet bijvoorbeeld inkomen na belastingen en transfers, wat een indicator is van de uiteindelijke verdeling, maar houdt geen rekening met de bronnen van inkomsten of de duur van inkomensverschillen over een leven. Bovendien kan dezelfde Gini-coëfficiënt in twee verschillende landen een heel verschillende realiteit verhullen, afhankelijk van de absolute welvaartsniveaus.

Hypothetisch Voorbeeld

Stel, we hebben een klein stadje genaamd "Welvaartsdorp" met vijf huishoudens. Om de consumptie en de algemene economische situatie te begrijpen, besluiten we de jaarlijkse inkomens van elk huishouden te bekijken:

  • Huishouden 1: €20.000
  • Huishouden 2: €30.000
  • Huishouden 3: €40.000
  • Huishouden 4: €60.000
  • Huishouden 5: €150.000

Het totale inkomen van Welvaartsdorp is €300.000. Om de Gini-coëfficiënt te berekenen, rangschikken we de huishoudens van laag naar hoog en berekenen we de cumulatieve inkomens- en bevolkingspercentages.

HuishoudenInkomen (€)Cumulatief Inkomen (€)Cumulatief % InkomenCumulatief % Bevolking
120.00020.0006,67%20%
230.00050.00016,67%40%
340.00090.00030,00%60%
460.000150.00050,00%80%
5150.000300.000100,00%100%

Door deze punten op een Lorenzcurve te plotten en het gebied te berekenen, zou blijken dat er een aanzienlijke ongelijkheid is. Het rijkste huishouden verdient aanzienlijk meer dan de andere, wat invloed heeft op de algehele besparingen en investeringspatronen in het dorp.

Praktische Toepassingen

De analyse van ongelijkheid is cruciaal in diverse financiële en beleidsmatige domeinen.

  • Economische Analyse: Economen gebruiken ongelijkheidscijfers om de algehele gezondheid en stabiliteit van een economie te beoordelen. Een stijgende ongelijkheid kan bijvoorbeeld duiden op structurele problemen in de woningmarkt of de arbeidsmarkt.
  • Beleidsvorming: Overheden en internationale organisaties zoals het IMF en de OECD gebruiken gegevens over ongelijkheid om beleid te ontwikkelen dat gericht is op het bevorderen van inclusieve groei en het verminderen van sociale spanningen. Dit kan variëren van aanpassingen in het belastingstelsel tot investeringen in sociale programma's. Volgens de OESO is de kloof tussen rijk en arm in de meeste OESO-landen het grootst in 30 jaar, wat de noodzaak van beleidsinterventie benadrukt.
  • Beleggingsstrategieën: Inzicht in trend6s in ongelijkheid kan van invloed zijn op beleggingsbeslissingen. Toenemende ongelijkheid kan leiden tot veranderingen in consumentenbestedingen, politieke instabiliteit en regulatoire aanpassingen die specifieke sectoren of activa beïnvloeden. In een kapitalisme dat hoge ongelijkheid kent, kunnen bijvoorbeeld bepaalde luxegoederensectoren floreren terwijl de brede consumentenmarkt onder druk staat.
  • Maatschappelijke Ontwikkeling: Organisaties monitoren ongelijkheid om de voortgang van duurzame ontwikkelingsdoelen te volgen en te plechten voor beleid dat sociale mobiliteit bevordert en de kansen voor alle burgers vergroot. De ongelijkheid in inkomen kan de vaardigheidsontwikkeling bij mensen met een slechtere ouderlijke opleiding negatief beïnvloeden, terwijl degenen uit rijkere milieus er niet door worden beïnvloed.

Beperkingen en Kritiek

Hoewel de Gini-coëffici5ënt en andere maatstaven voor ongelijkheid waardevolle inzichten bieden, hebben ze ook beperkingen en zijn ze onderhevig aan kritiek:

  • Gebrek aan Context: De Gini-coëfficiënt op zichzelf zegt niets over de absolute niveaus van inkomen of welvaart. Twee landen kunnen dezelfde Gini-coëfficiënt hebben, maar het ene land kan veel rijker zijn dan het andere. Een land met een lage inkomensongelijkheid kan nog steeds4 veel mensen in armoede hebben als het Bruto Binnenlands Product laag is.
  • Gevoeligheid voor Data: De nauwkeurigheid van ongelijkheidsmetingen is sterk afhankelijk van de kwaliteit en volledigheid van de onderliggende data. Gegevens over topinkomens en -vermogens zijn vaak moeilijk te verkrijgen en kunnen de resultaten vertekenen.
  • Geen Oorzaak-Gevolg: De coëfficiënt legt de oorza3ken van ongelijkheid niet bloot; het is slechts een statistische weergave van het resultaat. Factoren zoals leeftijd, beroepskeuze, of familiale omstandigheden kunnen natuurlijke variaties in inkomen veroorzaken die niet noodzakelijkerwijs problematisch zijn.
  • Beperkingen van de Lorenzcurve: De Gini-coëfficiënt is gebaseerd op de Lorenzcurve, die de inkomensverdeling op een bepaald moment weergeeft. Het houdt geen rekening met de mobiliteit van individuen over tijd of levenslange inkomensverschillen.
  • Focus op inkomen/vermogen: De traditionele focus op [2inkomensongelijkheid](https://diversification.com/term/inkomensongelijkheid) of vermogensongelijkheid negeert vaak andere vormen van ongelijkheid, zoals kansenongelijkheid, die evenzeer van belang zijn voor de maatschappij.

Ongelijkheid vs. Armoede

Hoewel ongelijkheid en armoede nauw met elkaar verbonden zijn en vaak door elkaar worden gehaald, zijn het verschillende concepten:

  • Ongelijkheid beschrijft de spreiding of de verschillen in de verdeling van middelen binnen een populatie. Het gaat over de kloof tussen de rijksten en de armsten, en alle lagen daartussenin. Een land kan een hoge mate van ongelijkheid hebben, zelfs als er geen absolute armoede is (bijvoorbeeld als iedereen boven de armoedegrens leeft, maar sommigen aanzienlijk rijker zijn dan anderen).
  • Armoede verwijst daarentegen naar een toestand waarin individuen of huishoudens niet over de basisbehoeften (zoals voedsel, onderdak, kleding) of een sociaal aanvaardbaar minimumniveau van inkomen beschikken. Armoede wordt meestal gemeten aan de hand van een absolute of relatieve armoedegrens.

Het verminderen van ongelijkheid leidt niet automatisch tot het uitroeien van armoede, en vice versa. Een beleid gericht op het verminderen van armoede kan bijvoorbeeld transfers naar de armsten omvatten zonder de bredere inkomensverdeling tussen de middenklasse en de rijken wezenlijk te veranderen. Omgekeerd kan een afname van ongelijkheid gepaard gaan met een toename van armoede als de algehele economische taart krimpt en iedereen minder krijgt, maar de relatieve verschillen kleiner worden.

Veelgestelde Vragen

Wat zijn de belangrijkste oorzaken van economische ongelijkheid?

Economische ongelijkheid wordt veroorzaakt door een complex samenspel van factoren. Dit omvat onder andere technologische veranderingen die de vraag naar hooggeschoolde arbeid vergroten, mondialisering die de concurrentie om laaggeschoolde arbeid vergroot, veranderingen in het belasting- en socialezekerheidsbeleid, en verschillen in toegang tot onderwijs en kapitaal.

Hoe beïnvloedt ongelijkheid de economische groei?

De relatie tussen ongelijkheid en economische groei is complex en wordt uitgebreid bestudeerd. Hoewel sommige theorieën stellen dat enige ongelijkheid nodig is om prikkels voor innovatie en inspanning te creëren, suggereren veel studies dat hoge en toenemende ongelijkheid de economische groei kan belemmeren. Dit kan gebeuren doordat het de sociale mobiliteit beperkt, de vraag van de consumenten verzwakt en politieke instabiliteit veroorzaakt.

Waarom is ongelijkheid een belangrijk onderwerp voor belegg1ers?

Voor beleggers is ongelijkheid relevant omdat het de macro-economische stabiliteit en het consumentengedrag kan beïnvloeden. Hoge ongelijkheid kan leiden tot politieke verschuivingen, veranderingen in regelgeving (zoals belastinghervormingen) en maatschappelijke onrust, die allemaal de markten en individuele beleggingen kunnen beïnvloeden. Het begrijpen van deze dynamiek is een onderdeel van bredere financiële economie.

Related Definitions

AI Financial Advisor

Get personalized investment advice

  • AI-powered portfolio analysis
  • Smart rebalancing recommendations
  • Risk assessment & management
  • Tax-efficient strategies

Used by 30,000+ investors