Skip to main content
← Back to G Definitions

Geldhoeveelheid

Wat is Geldhoeveelheid?

Geldhoeveelheid verwijst naar de totale hoeveelheid valuta en andere liquide activa die op een bepaald moment in omloop zijn in een economie. Het is een fundamenteel concept binnen de macroeconomie en speelt een cruciale rol in het begrijpen van economische activiteit en prijsstabiliteit. Centrale banken en monetaire autoriteiten houden de geldhoeveelheid nauwlettend in de gaten om hun monetair beleid te sturen, met als doel economische groei te bevorderen en inflatie onder controle te houden. De omvang van de geldhoeveelheid beïnvloedt onder meer rentetarieven en de liquiditeit van het financiële systeem.

Geschiedenis en Oorsprong

Het concept van de geldhoeveelheid en de impact ervan op prijzen is al eeuwenlang onderwerp van economische discussie. Eén van de oudste theorieën die dit verband probeert te verklaren, is de Kwantiteitstheorie van het Geld. Deze theorie stelt in zijn basisvorm dat er een directe relatie bestaat tussen de hoeveelheid geld in omloop en het algemene prijspeil van goederen en diensten. Hoewel de precieze oorsprong betwist wordt, met vermeldingen van Nicolaus Copernicus in 1517, wordt de theorie vaak toegeschreven aan denkers als Jean Bodin in de 16e eeuw, die de prijsinflatie in West-Europa toeschreef aan de toestroom van edele metalen uit de Spaanse koloniën in Zuid-Amerika. Late11re economen zoals John Locke, David Hume en Irving Fisher hebben de theorie verder ontwikkeld, met Milton Friedman die in 1956 een invloedrijke herformulering presenteerde die de hoeksteen werd van het monetaristisch denken. De v10oortdurende evolutie van de theorie benadrukt het historische belang van de geldhoeveelheid als een indicator van economische omstandigheden.

Kerninzichten

  • De geldhoeveelheid omvat contant geld, bankrekeningsaldi en andere financiële activa die gemakkelijk kunnen worden gebruikt voor transacties.
  • Centrale banken gebruiken verschillende maatstaven van de geldhoeveelheid (M0, M1, M2, M3) om de liquiditeit in de economie te monitoren.
  • Veranderingen in de geldhoeveelheid kunnen van invloed zijn op het prijsniveau, de economische groei, rentetarieven en werkgelegenheid.
  • Monetair beleid richt zich op het beheer van de geldhoeveelheid om doelen zoals prijsstabiliteit en maximale werkgelegenheid te bereiken.
  • De relatie tussen de geldhoeveelheid en economische variabelen kan complex zijn en wordt beïnvloed door factoren zoals de snelheid van geldcirculatie en verwachtingen van economische actoren.

De Geldhoeveelheid Interpreteren

De geldhoeveelheid wordt doorgaans gemeten aan de hand van verschillende aggregaten, die elk een steeds bredere definitie van "geld" omvatten. Deze aggregaten helpen economen en centrale banken om inzicht te krijgen in de liquiditeit van de economie en de potentiële druk op de consumentenprijzen. De meest gangbare maatstaven zijn:

  • 9M0 (Monetaire basis): Dit is de smalste maatstaf en omvat al het fysieke contante geld dat in omloop is (munten en bankbiljetten) plus de reserves die commerciële banken aanhouden bij de centrale bank.
  • M1: M1 omvat M0 plus giraal geld, oftewel de direct opeisbare deposito's bij banken, zoals betaalrekeningen. Dit is geld dat direct beschikbaar is voor transacties.
  • M2: M2 omvat M1 plus minder liquide activa die gemakkelijk kunnen worden omgezet in contant geld of direct opeisbare deposito's, zoals spaarrekeningen en kleine termijndeposito's.
  • M3: M3 is een bredere maatstaf die M2 omvat plus grotere, minder liquide activa zoals grote termijndeposito's, institutionele geldmarktfondsen en reporekeningen. De Federal Reserve is in 2006 gestopt met het rapporteren van M3, maar andere centrale banken blijven deze maatstaf gebruiken.

Door de8ze verschillende categorieën te analyseren, kunnen beleidsmakers een gedetailleerd beeld krijgen van de hoeveelheid geld die beschikbaar is voor besteding en investering, en hoe dit kan bijdragen aan de economische groei of deflatie.

Hypothetisch voorbeeld

Stel dat een economie, "Economia", aan het begin van het jaar een geldhoeveelheid (gemeten als M1) heeft van €100 miljard. De centrale bank van Economia, de Centrale Bank van Economia (CBE), is bezorgd over een dreigende economische recessie en besluit het monetair beleid te verruimen.

De CBE voert openmarktoperaties uit, waarbij ze voor €10 miljard aan staatsobligaties koopt van commerciële banken. Dit injecteert nieuwe reserves in het banksysteem. De banken, die nu meer reserves hebben dan wettelijk vereist, besluiten een deel van deze overtollige reserves uit te lenen aan bedrijven en consumenten.

Van de €10 miljard aan extra reserves wordt bijvoorbeeld €9 miljard uitgeleend. Dit geld wordt vervolgens gestort op de bankrekeningen van de leners, waardoor de hoeveelheid giraal geld toeneemt. Wanneer deze leners het geld uitgeven, wordt het opnieuw gestort door de ontvangers, en een deel daarvan kan weer worden uitgeleend, waardoor een multiplicatoreffect ontstaat. Uiteindelijk kan de initiële injectie van €10 miljard leiden tot een aanzienlijk grotere toename van de totale geldhoeveelheid (M1), bijvoorbeeld tot €120 miljard, naarmate het geld door de economie circuleert en via leningen en deposito's wordt vermenigvuldigd.

Praktische Toepassingen

De geldhoeveelheid is een cruciaal instrument voor centrale banken wereldwijd bij het formuleren en uitvoeren van monetair beleid. Door de omvang en groei van de geldhoeveelheid te beïnvloeden, proberen centrale banken economische stabiliteit te handhaven. Dit gebeurt vaak door het aanpassen van de disconteringsvoet, de reservevereisten voor banken, of via openmarktoperaties, zoals de aan- of verkoop van obligaties.

De Europese Centrale Ba7nk (ECB) bewaakt bijvoorbeeld de geldhoeveelheid nauwgezet als onderdeel van haar strategie om prijsstabiliteit in het eurogebied te waarborgen, met een inflatiedoelstelling van 2%. Zij gebruikt rentetariev6en als een belangrijk middel om te bepalen hoeveel geld er in omloop is en hoe duur het is om geld te lenen, wat op zijn beurt invloed heeft op consumentenuitgaven en bedrijfsinvesteringen. Een te snelle groei van 5de geldhoeveelheid ten opzichte van de omvang van de economie kan leiden tot een daling van de koopkracht van de valuta, wat resulteert in inflatie. Omgekeerd kan een onvold4oende geldhoeveelheid een rem zetten op economische activiteit.

De analyse van de geldhoeveelheid helpt ook financiële markten bij het inschatten van de toekomstige economische richting en het verwachte bruto binnenlands product.

Beperkingen en Kritiek

Hoewel de geldhoeveelheid een belangrijke indicator is, kent de toepassing ervan ook beperkingen en heeft het door de jaren heen kritiek gekregen. De directe relatie tussen de groei van de geldhoeveelheid en inflatie, zoals gesuggereerd door de Kwantiteitstheorie, is in de praktijk niet altijd eenduidig gebleken. Met name na de financiële crisis van 2008 en de COVID-19 pandemie zagen veel economieën een aanzienlijke toename van de geldhoeveelheid zonder een evenredige stijging van de consumentenprijzen op korte termijn, wat vragen opriep over de stabiliteit van de "omloopsnelheid van geld".

Critici wijzen erop dat de3 definitie en meting van de geldhoeveelheid steeds complexer worden door financiële innovaties en de toenemende diversiteit van financiële instrumenten. Dit kan leiden tot onnauwkeur2ige metingen en bemoeilijkt de interpretatie voor beleidsmakers. Bovendien kan de impact van veranderingen in de geldhoeveelheid worden gedempt of versterkt door factoren zoals consumentenvertrouwen, bankgedrag en de vraag naar krediet. Een verhoging van de geldhoeveelheid hoeft niet direct te leiden tot meer uitgaven als consumenten en bedrijven ervoor kiezen om geld aan te houden in plaats van te investeren of te consumeren. De effectiviteit van het aansturen van de geldhoeveelheid als primair beleidsinstrument is daarom een punt van voortdurende discussie binnen de macroeconomie.

Geldhoeveelheid vs. Infla1tie

De geldhoeveelheid en inflatie zijn nauw met elkaar verbonden in de economische theorie, maar hun relatie is complex en niet altijd direct proportioneel. De geldhoeveelheid verwijst naar de totale hoeveelheid geld die in omloop is in een economie, terwijl inflatie de snelheid is waarmee het algemene prijspeil van goederen en diensten stijgt, en daardoor de koopkracht van geld afneemt. Historisch gezien suggereert de Kwantiteitstheorie van het Geld dat een te snelle groei van de geldhoeveelheid, zonder een evenredige toename van de productie van goederen en diensten, leidt tot inflatie. Dit komt omdat er meer geld jaagt op dezelfde hoeveelheid producten, waardoor de prijzen stijgen.

Echter, het verschil tussen de twee concepten zit in de oorzaak en het effect. De geldhoeveelheid is een beleidsinstrument of een meetbare variabele die wordt beheerd door de centrale bank, terwijl inflatie een resultaat is van diverse economische krachten, waaronder, maar niet uitsluitend, veranderingen in de geldhoeveelheid. Andere factoren zoals aanbodschokken (bijvoorbeeld stijgende energiekosten), vraagstimulansen (bijvoorbeeld overheidsuitgaven) en inflatieverwachtingen spelen ook een significante rol bij het bepalen van het inflatieniveau. Centrale banken proberen de geldhoeveelheid zo te beheren dat een evenwichtige economische groei wordt gestimuleerd zonder excessieve inflatie te veroorzaken.

Veelgestelde vragen

Wat is het belangrijkste doel van het beheren van de geldhoeveelheid?

Het belangrijkste doel van het beheren van de geldhoeveelheid is het handhaven van prijsstabiliteit in de economie, wat betekent dat hoge inflatie en deflatie worden voorkomen. Centrale banken gebruiken dit beheer ook om economische groei en volledige werkgelegenheid te ondersteunen.

Wie is verantwoordelijk voor het bepalen van de geldhoeveelheid?

De centrale bank van een land of monetaire unie is primair verantwoordelijk voor het bepalen en beheren van de geldhoeveelheid via haar monetair beleid. In de eurozone is dit de Europese Centrale Bank (ECB), en in de Verenigde Staten is dit de Federal Reserve.

Hoe beïnvloedt de geldhoeveelheid de rentetarieven?

Over het algemeen leidt een toename van de geldhoeveelheid tot lagere rentetarieven, omdat er meer geld beschikbaar is voor leningen, wat de prijs van lenen drukt. Omgekeerd kan een afname van de geldhoeveelheid leiden tot hogere rentetarieven. Dit beïnvloedt de kosten van lenen voor consumenten en bedrijven.

Wat gebeurt er als de geldhoeveelheid te snel groeit?

Als de geldhoeveelheid te snel groeit ten opzichte van de productiecapaciteit van een economie, kan dit leiden tot inflatie. Dit betekent dat de koopkracht van de valuta afneemt en de prijzen van goederen en diensten stijgen. In extreme gevallen kan dit resulteren in hyperinflatie.

Wat is het verschil tussen M1 en M2?

M1 is de meest liquide maatstaf van de geldhoeveelheid en omvat fysiek geld in omloop en direct opeisbare deposito's (zoals betaalrekeningen). M2 is een bredere maatstaf die M1 omvat plus minder liquide activa, zoals spaarrekeningen en kleine termijndeposito's, die gemakkelijk in contant geld of direct opeisbare deposito's kunnen worden omgezet.

AI Financial Advisor

Get personalized investment advice

  • AI-powered portfolio analysis
  • Smart rebalancing recommendations
  • Risk assessment & management
  • Tax-efficient strategies

Used by 30,000+ investors